Een man als Steve Earle is in het Amerika van Trump een zeldzaamheid. De eerlijkheid gebiedt te zeggen: Steve Earle, de in 1955 in Fort Monroe, Virginia, geboren country-zanger, songwriter, producent, (boeken)schrijver, hitschrijver, Grammy-winnaar, communist en ex-junkie was ook al onder de andere amerikaanse presidenten een uitzonderingsverschijnsel. Een zonderling en eigenheimer, maar ook een zeer toegewijd muzikant. Terwijl hij in het verleden keiharde country-rock vertolkte (al bij zijn nr.1 debuut ‘Guitar Town” uit 1986), bezint hij zich op album nr. 20 op de rustieke roots van dit genre: erg akoestisch, erg aards en bovendien hoogst fundamenteel.
Dat hij voor “Ghosts Of West Virginia” bij veel tracks de e-gitaar in zijn koffer liet zitten, ligt aan het thema van dit album. Hij richt zich bij dit concept-album op de explosie in een kolenmijn in Virginia in het jaar 2010. Bij de ergste mijnbouw-catastrofe van Amerika verloren 29 mannen hun leven en aan ieder apart schenkt hij aandacht in de song “It’s About Blood”. Tegen het einde van de meer dan 4 ½ minuten durende folk-song over een verleden tijd noemt hij de namen van de omgekomen kompels. Dat is ontroerend, maar ook typisch Steve Earle.
Want de actieve communist haalt altijd de vergetenen, de losers, de pechvogels en minima en nu ook de doden naar voren in zijn songs. Zijn songs hebben daarom ook altijd iets weg van een protest en soms ook van een aanklacht. Logischerwijs heeft Steve daarmee niet alleen maar vrienden gemaakt. Het tegendeel is eerder waar. Daarom is het zo merkwaardig, dat de man ondanks heftige tegenwind consequent zijn eigen weg is blijven volgen. Nu heeft hem deze weg naar zijn eigen thuisland Virginia geleid om 29 doden te herdenken.
Bij meerdere songs word je alleen al door de titel verwezen naar de “Ghosts Of West Virginia”: de pompeuze alternatieve country-rocker “Devil Put The Coal In The Ground”, het sombere, tevens met grootse amerikaanse sound omgeven “Black Lung” en natuurlijk bijna als Dylan, alleen het met akoestische gitaar gearrangeerde “The Mine” als laatste song van dit album. Maar ook de andere tracks van deze CD liggen in dit working-class-gebied. Ze gaan over het harde leven van een (mijn)werker en klinken daarbij als een ode aan het proletariaat. Lees: communisme. Als hij onverhoopt natuurlijke country beroert, doet Earle denken aan de vroege Johnny Cash bijv. in “Union, God And Country”.
In dit milieu mag natuurlijk ook een ode aan John Henry, de legendarische amerikaanse volksheld, niet ontbreken. In “John Henry Was A Steel Drivin’ Man” vertelt Earle, zoals voorheen al Johnny Cash, Pete Seeger en Van Morrison deden, het verhaal van de spoorwegarbeider, die zich met zijn stalen hamer tegen de toen moderne stoommachine profileerde. Met fiddle en akoestische gitaar plaatst hij voor deze arbeidsheld een waardig gedenkteken. Naast andere geheel in country en folk gelegen tracks zoals “Time Is Never On Our Side” en If I Could See Your Face Again” (bij uitzondering samen met Dukes-zangeres Eleanor Whitmore) gaat hij tegen het einde van dit album nog eens wat rockiger tewerk: “Fastest Man Alive” biedt eersteklas country-rock met een tekst, die bijna als rap wordt gebracht. Voor de afstemming van het in New York opgenomen album hebben daarentegen Steve Earle & The Dukes iets ongebruikelijks alsook moedigs overwogen: de krap twee minuten durende a capella-song “Heaven Ain’t Goin’ Nowhere”. Meteen wordt duidelijk: de message heeft aandacht.
Samengevat: ruw, betrokken en helemaal geïnspireerd door de roots van de country-music. Met “Ghosts Of West Virginia” brengen Steve Earle & The Dukes een geweldig concept-album uit. Zeker de moeite waard om te beluisteren!
Tracklist:
1. Heaven Ain’t Goin’ Nowhere
2. Union, God And Country
3. Devil Put The Coal In The Ground
4. John Henry Was A Steel Drivin’ Man
5. Time Is Never On Our Side
6. It’s About Blood
7. If I Could See Your Face Again (Feat. Eleanor Whitmore)
8. Black Lung
9. Fastest Man Alive
10. The Mine
Steve Earle & The Dukes: “Ghosts Of West Virginia”
Label: New West/Pias
Release datum: 22 mei 2020